Galeien, kogge en kraken
De galei of kombuis was een soort schip dat door meerdere mensen werd gebruikt vanaf de oudheid tot aan het einde van het tijdperk van het zeil. De oorsprong van de term is onduidelijk, misschien gerelateerd aan galeos (kathaaien). Het is een schip gedreven door de kracht van de roeiriemen en soms door de wind; daarom had hij een of meer grote zeilen. In het leven aan boord van de galeien was het gebruik van roeispanen een van de ergste straffen die een persoon kon krijgen. Veroordeeld zijn om in een galei te dienen, zoals een Romeinse rechter in de zestiende eeuw zou veroordelen, ‘’zodat leven een marteling en dood een opluchting is’’, dit soort straffen vonden plaats tot de zeventiende eeuw. Er waren ook vrije mannen die uit noodzaak vertrokken; ze werden ‘’gewillig’’ genoemd. Het enige verschil is dat ze een snor en haar mochten dragen, omdat de veroordeelden zich verplicht moesten scheren. Bovendien konden vrije mannen die niet roeiden vrij rondlopen en praten, maar tegen het vallen van de avond werden ze geketend, net als de veroordeelden. De discipline was heel strikt voor iedereen, het voedsel slecht en van lage kwaliteit. Het hygiënische aspect is ondenkbaar en moeilijk voorstelbaar. De galeislaven werden gedwongen schoon te blijven.
De Kogge was een Noordse boot of ook bekend als een schip omdat ze twee of meer dekken hadden: de boeg was recht en de achterkant rond. Het hout werd overnaads geplaatst, dat elkaar overlapte. Het verscheen voor het eerst in de tiende eeuw en werd veel gebruikt in de twaalfde eeuw, vooral voor de maritieme handel van de Hanze in de Oostzee. Met een enkele stok met een vierkant zeil was het schip 15-25 meter lang en had het een mouw van 5 tot 8 meter.